‘Met gepaste trots’
Paul Oomens over de betekenis van de plannen van Toekomst van Arbeid in het algemeen en voor het mbo in het bijzonder
Wie is Paul Oomens
Paul Oomens is directeur van de MBO Raad en secretaris van het bestuur, sinds 2012. De MBO Raad is de brancheorganisatie van de 62 publiek bekostigde scholen in het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Voor die tijd was hij rijksambtenaar bij EZ, SZW en onderwijs en beleidsonderzoeker. Hij heeft altijd in de sociaaleconomische driehoek gewerkt.
Begin september spreek ik Paul Oomens via Teams. Hij blikt na de zomer terug op een geslaagde uitreiking van het eindrapport ‘Investeren in mensen’ aan Wouter Koolmees in Nieuwspoort. We spreken over hoe hij bij het Platform Toekomst van Arbeid betrokken is geraakt, wat het belang ervan voor het mbo is en of er daar voldoende draagvlak voor is. Ook komen we te spreken over de invloed van corona en of er momenten waren dat hij zich afvroeg of ze er samen wel uit zouden komen.
Hoe bent u bij het Platform Toekomst van Arbeid betrokken geraakt?
“Ik kan me herinneren dat Frank Kalshoven mij en Ton Heerts, toen nog voorzitter van de MBO Raad, uitnodigde hierover na te denken. Eigenlijk begon het met een uitdagende column van Frank Kalshoven over het gebrek aan flexibiliteit in het onderwijs, ook in het mbo. Die column kwam op een moment dat er politiek van alles speelde en ik dacht toen: we moeten praten. En Frank wilde denkkracht uit verschillende sectoren met elkaar verbinden, los van de actualiteit en specifieke belangen. Van begin af aan waren we als kernteam enthousiast om na te denken over leren, werken en verzekeren en over de lange systemen daarachter. We doen niet alleen mee uit sympathie, maar ook omdat we van mening zijn dat het mbo bij uitstek een sector is die met de voeten in de klei staat en in directe verbinding is met bedrijven en gemeenten. Als dat zo is, laten we dat dan ook landelijk laten blijken door over schaduwen heen te springen en met elkaar te denken naar concrete voorstellen voor de toekomst. We hebben dat allemaal op persoonlijke titel gedaan omdat het nadrukkelijk niet gaat om korte baan belangenbehartiging maar om verder kijken. Dan moet je ook dingen kunnen zeggen of doen die nu nog niet kunnen, misschien zelfs wel controversieel zijn maar in de toekomst toch nodig zijn.
Zo zijn we op creatieve ideeën gekomen die op de korte baan niet mogelijk zijn. Want dan liggen de prioriteiten al snel anders. Dit is hoe we erin zijn gestapt. Van begin af aan hebben wij vanuit de kennis die wij over het mbo hebben gezegd dat we ons concentreren op het leven lang ontwikkelen deel. En ik ben daar heel blij mee want er zijn heel mooie dingen uit voort gekomen.
Ten eerste: we zijn gedurende het werken in het platform steeds meer elkaars taal gaan verstaan. In mijn dagelijkse praktijk zit ik bijvoorbeeld nooit met verzekeraars aan tafel.
Ten tweede ontdekten we gaandeweg dat als je aan het ene koordje trekt, er ergens anders wat gebeurt. Zo zijn wij als onderwijs alleen in staat om in belangrijke sectoren als bouw, ICT en zorg meters te maken tijdens de coronacrisis als we samen optrekken met bedrijven, UWV en gemeenten. Samenwerken moet.
Het platform draait om de lange termijn. En de coronacrisis maakt duidelijk dat de aanbevelingen die we doen urgent zijn. Mijns inziens geeft ons rapport dan ook een concretiseringsslag op het rapport Van Borstlap. De complimenten van Hans Borstlap tijdens de lancering kwamen, en dat bedoel ik positief, hard binnen: “wat fijn dat dit er ligt en dat we dit met elkaar, met al die expertises, met al die sleutelfiguren, wat fijn dat we het met elkaar gefikst hebben!”
Waren er momenten dat u dacht – het gaat niet lukken?
“Een ingewikkelde fase in het platform was de meeting in de SER, georganiseerd door het platform, met Wouter Koolmees en anderen als gasten om te spreken over de eerste contouren over de thema’s van het platform. Ik zat aan tafel en verdedigde een deelrapport. Aan die tafel bleek al snel dat je niet tegen de inhoud kon zijn, maar de grote vraag was hoe je nu concreet verder moest. De roep van Koolmees was: leuk dat praten, maar wat gaan we dan nu doen? Concreet! Koolmees wilde nadrukkelijk dat het voorbij het praten zou komen en dat er concrete voorstellen zouden zijn. Dat is gelukt. Ik denk dat we met elkaar een behoorlijk prestatie hebben geleverd en daar ben ik dan ook trots op.”
Wat is in de plannen vooral voor het mbo relevant?
“Vanzelfsprekend een breed gedragen beeld over het fenomeen een leven lang ontwikkelen (LLO). Hoe doen we dat op een goede manier? Zodat de beroepsbevolking zich blijft ontwikkelen en aantrekkelijk blijft op de arbeidsmarkt. Dat is een kernpunt voor het hele onderwijs. 20 tot 30 jaar geleden had het mbo, en ik ook hoor, gezegd: geef ons een zak met geld, dan komt het goed. Maar dat is niet de weg. De weg is dat iedereen die deel uitmaakt van de beroepsbevolking moet aanvaarden dat onderwijs niet opleidt voor een baan voor het leven maar alleen maar voor een goede startpositie op de arbeidsmarkt. Daarna ligt er nog een heel pad voor je. Als je je wilt ontwikkelen, is er nog steeds geld nodig voor je hypotheek, voor de kinderen en ga zo maar door. Dus hoe leer je dan op een manier dat je je baan en inkomen kunt behouden? Je kan dan wel een leervraag hebben, maar drie jaar ontslag en een studie, dat zit er financieel niet in. Dus is er maatwerk nodig. Bijvoorbeeld met certificaten en modules die te combineren zijn met werk.
Zo komen we in het platform bij LLO uit op drie componenten. Ten eerste de publieke leerrechten. Die zijn van essentieel belang om het individu meer dan het idee te geven dat hijzelf de regie heeft over leervragen en de inzet daarvan. Onderzoeksbureau SEO heeft er echt aan bijgedragen dat je leerrechten ongelijk moet verdelen. Daarmee bedoel ik dat degene met praktijkgerichte diploma’s in het mbo meer leerrechten krijgen dan de hoger, meer theoretisch opgeleiden. Dat is én economisch verstandig én bevordert gelijke kansen. Die leerrechten zie je nu volop in de politieke belangstelling staan. En dat is wat we straks willen: dat onze voorstellen in het regeerakkoord komen. Ik denk ook dat corona ons daarbij helpt, omdat deze crisis juist illustreert dat deze voorstellen ertoe doen. Het platform biedt heel veel handvatten voor een nieuw regeerakkoord in het verlengde van de Commissie Borstlap.
De tweede component raakt daaraan, dat is de gedachte: hoe vinden vraag en aanbod elkaar. Dan heb ik het dus over de werkhuizen. Die werkhuizen dienen ertoe om latent werkzoekenden op een laagdrempelige manier te informeren over zaken die raken aan de regionale arbeidsmarkt. Een goed beeld over eigen kennis en kunde leidt tot reflectie en een leervraag. Deels bestaan die werkhuizen al, bijvoorbeeld de leerwerkloketten of House of Skills in Amsterdam. De vraag is of je dat allemaal moet standaardiseren of vooral moet voortbouwen op wat er al aan initiatieven bestaat.
De derde component is dat zowel publiek als privaat onderwijs ook echt moeten leveren: certificaattrajecten bijvoorbeeld, die inpasbaar zijn in de levens van volwassenen en betekenisvol zijn naar de arbeidsmarkt toe. Dus kortdurende trajecten en maatwerk. Dan moet het natuurlijk wel duidelijk zijn voor gemeenten en UWV welke leervragen er zijn en voor scholen wat ze moeten leveren. En op onderdelen zullen publieke en private aanbieders ook heel goed samen kunnen werken en samen aanbod realiseren met gebruikmaking van elkaars kracht.”
Weet u hoe de plannen in de mbo-wereld worden ontvangen, is er steun voor?
“De mbo-scholen zijn heel hard bezig in coronatijd onderwijs van kwaliteit aan de jongeren te leveren. Dat is een klus. We hebben te maken met de 1,5 meter richtlijn, met een tekort aan stageplekken en moeite om leren in de praktijk op school goed te verzorgen. En voor opleidingen in het mbo geldt: je leert het vak aan een machine of aan een tap of aan een bed. Veel bedrijven hebben nu wel andere zorgen dan stagiaires aannemen. Een goede dialoog met bedrijven en gemeenten is dus belangrijk, en natuurlijk ook met het UWV. Corona is niet te negeren, we zitten vast aan RIVM-richtlijnen, hoe korter de crisis duurt, hoe sneller we meters kunnen maken. In Twente zijn al publieke en private partijen waarbij we op maat gesneden trajecten voor volwassenen hebben. In het kort kunnen we stellen dat corona meer dan ooit de urgentie naar voren brengt, maar dat corona helaas ook een snelle implementatie van de voorstellen bemoeilijkt. De steunpakketten van de overheid (NOW 1 tot en met 3) kunnen daarbij goed helpen.
Interview: Erik Heidemann, september 2020